Waar gebeurt het?

Gambia is het kleinste en tevens een van de armste landen van het zwarte continent. Vanaf de Afrikaanse westkust boort het zich als het ware als een lange, gekromde vinger landinwaarts. Aan de kust is het dwergstaatje nog 48 km breed, maar versmalt zich geleidelijk tot een breedte van 24 km. In totaal is het 320 km lang. Daarbij wordt Gambia over de gehele lengte door de gelijknamige rivier nog eens in tweeën gedeeld en wel zeer ingrijpend. Er is niet één brug die de oevers met elkaar verbindt. Op slechts enkele plaatsen wordt een veerdienst onderhouden.

De stichting Care Foundation The Gambia richt zich voornamelijk op het dorp Jiboro en omliggende dorpen in het Zuid Westen van The Gambia. Jiboro ligt op 75 km ten zuiden van de hoofdstad Banjul en op 1½ km van de grens van Senegal. De inwoners van Jiboro en omgeving zijn voornamelijk boeren die zeer kleinschalig bezig zijn met land- en tuinbouw. Omdat Jiboro ver verwijderd is van de rivier is er een groot gebrek aan water waardoor de opbrengst van de oogst erg laag is wat betekent weinig inkomen voor de families.
Gambia is een voormalige Engelse kolonie, die op de korte kuststrook na geheel wordt omringd door de vroegere Franse kolonie Senegal.
In 1664 zagen de Engelsen kans zich te vestigen op James Island, vlak aan de monding van de rivier de Gambia en maakten ze ook aanspraak op de smalle strook landinwaarts aan beide zijden van de rivier. In die tijd lokten niet alleen goederen als ebbenhout, maar meer nog de slaven, de Europese handelaren. Fort James werd de centrale verzamelplaats voor de slaven die in de 18e eeuw door de Engelsen naar Amerika werden verscheept. Dit ging door totdat in 1807 de slavenhandel door de Britten werd afgeschaft.
In 1888 kreeg Gambia de status van kolonie en lieten de Engelsen – in tegenstelling tot de Fransen in Senegal – de inheemse bevolking vrijwel intact. In 1963 kreeg Gambia intern zelfbestuur en twee jaar later de volledige onafhankelijkheid.
Dat Gambia tot de armste landen van het zwarte continent behoort blijkt wel uit het gemiddelde inkomen. Een Gambiaan verdient – als hij tenminste werk heeft – ongeveer € 37,00 per maand, terwijl een zak rijst al bijna € 20,00 kost.
In de hoofdstad Banjul en in de nabij gelegen grootste stad Serekunda woont de meerderheid van de bevolking dicht opeen gepakt in barakken van golfplaat. De hygiënische omstandigheden schieten volkomen te kort; dikwijls is een openbare kraan op straat de enige waterbron. De voorsteden Cape Saint Mary en Fajara staan daarmee in scherp contrast. Het is duidelijk dat hier ooit de Engelse bestuurders woonden. Langs de brede lanen bevinden zich diverse overheidsgebouwen, ambassades en diplomatenwoningen.
Het toerisme neemt toe, maar hiervan profiteert alleen de bevolking die in het kustgebied woont. Bewoners in het binnenland daarentegen leven veelal om te overleven. De laatste jaren is het aantal hotels aan de kust aanzienlijk toegenomen en bezoeken steeds meer Europeanen het witte, door palmbomen omzoomde zandstrand. Het klimaat aan de kust is prima (gemiddeld 23º in januari en 27º in juli) terwijl het in het binnenland, vooral als de harmattan, een beruchte woestijnwind uit de Sahara waait, de temperatuur kan oplopen tot boven de 50º Celsius.
Bevolking (ongeveer): | 1455842 |
Leeftijdsopbouw: | 0 – 14 jaar 45,1% 15 – 64 jaar 52,3% 65 jaar en ouder 2,6% |
Geboortecijfer: | 41,25 (per 1000 inwoners) |
Gemiddelde leeftijdsverwachting: | Vrouwen 53,01 jaar Mannen 52,02 jaar |
Etnische samenstelling: | Mandinka 42% Fula 18% Wolof 16% Jola 10% Serahuli 9% overige 5% |
Religie: | Moslim 90% Katholiek 9% overige 1% |
Officiële taal: | Engels |
Valuta: | Dalasi |
Volkslied: | Volkslied Gambia |

















